Rijden zonder impuls is als fietsen met lekke banden, je werkt je kapot maar komt amper vooruit. Paardrijden wordt zoveel moeilijker als er te weinig voorwaartse drang vanuit je paard komt. Aan de andere kant wil je over die voorwaartse drang wel de controle houden en dat is impuls.
Om alles vloeiend uit te laten zien en aan te laten voelen moet je paard met de juiste energie bewegen. Onder andere om die reden is het belangrijk dat je paard zich goed voelt. Een paard dat ergens ongemak ervaart wordt vaak of trager of heter maar werkt niet met de juiste energie. Impuls moet aanvoelen alsof je met de wind in de rug fietst. Je hoeft amper tot niks te doen, alleen maar zitten en sturen. Heb je te weinig impuls dan voelt het trappen moeizaam en zwaar en heb je teveel energie dan moet je constant remmen. Impuls is dus eigenlijk gecontroleerde energie, als die er niet is dan valt alles uit elkaar.
Zonder impuls is er geen balans, geen ontspanning, geen juiste aanspanning, slechte buiging en geen fijne aanleuning.
Overgangen
De makkelijkste manier om meer energie te krijgen is door overgangen te rijden. Als je steeds in hetzelfde tempo blijft rijden dan train je te eenzijdig en leer je je paard niet veel. Elke keer dat je het tempo aanpast krijg je weer nieuwe informatie over wat er beter kan. Rij in het begin niet te grote stukken vooruit of terug maar begin met kleine overgangen, kleine aanpassingen in het tempo. Net alsof je schakelt met versnellingen, van de één naar de twee, naar de drie, naar de vier etc. Ook in het terug rijden wil je in het begin geen versnellingen overslaan maar vloeiend terug rijden. Door bewust in versnellingen te schakelen merk je veel beter wat er gebeurt en dus ook wat er mis gaat en beter kan.
Je overgang is niet af als je in het volgende tempo zit maar als je goed in balans in het volgende tempo zit en dat merk je alleen als je er bewust mee bezig bent. Vlieg je van de één in de vijf dan merk je waarschijnlijk niet genoeg dat je paard over zijn voorhand wegrent. Andersom van de vijf naar de één valt je paard misschien wel stil en moet je eerst de motor weer aanzwengelen.
In de overgangen wil je die energie blijven voelen alsof je de wind in de rug hebt, ook in je overgang terug. Als je pompend in de rem knijpt wil je voelen dat je paard nooit harder remt dan jij gevraagd hebt. En als je weer naar voor wilt dan wil je het gevoel hebben alsof je in de lichtste versnelling fietst en moeiteloos vooruit komt.
Reactie!
Om zo makkelijk te kunnen schakelen moet er dus genoeg vlotte reactie op je hulpen zijn. Als je hard moet trappen of remmen en teveel kracht moet gebruiken kun je nooit goede overgangen rijden. Zorg er eerst voor dat jou hulpen ook te begrijpen zijn voor je paard. Als je de handrem inknijpt en ondertussen vooruit trapt dan maak je het je paard en jezelf onnodig lastig, dan moet hij gaan kiezen op welke van de twee hulpen hij nu moet reageren. Je mag hulpen best combineren maar dan snel achter elkaar, nooit tegelijk. En dat snel achter elkaar lukt dan weer alleen bij voldoende reactie. Kortom, maak één hulp tegelijk en eis daar ook een antwoord op. Maak je vraag zó duidelijk dat je vanzelf het antwoord krijgt waar je op gehoopt had en ben daar consequent in, dan kun je de vraag vanzelf steeds zachter stellen.
Teamwork werkt alleen als iedereen even serieus met zijn taak bezig is. Als ruiter moeten wij zorgen voor duidelijk te begrijpen hulpen en goede omstandigheden om in te werken en ons paard moet zorgen voor voldoende goed antwoord.
Krijg je de goede reactie beloon en motiveer je paard dan met ontspanning en lovende woorden of een klopje. Het maakt niet zoveel uit wát je doet als je paard er maar blij genoeg van wordt om het nog vaker voor je te doen. Want teamwork werkt ook alleen maar als elk teamlid tevreden is 😉
0 reacties